donderdag 25 april 2013

Jongens zijn slimmer dan meisjes


Jongens zijn slimmer dan meisjes…
en andere mythes over leren en onderwijs. Zo luidt de titel van het boekje dat onlangs verscheen, geschreven door mijn twittervriendjes Pedro de Bruyckere en Casper Hulshof. Een klein, en zeer handig boekje waarin ze een aantal ideeën over leren en onderwijs aan kritisch onderzoek onderwerpen.  En hard nodig ook, als je sommige stellige uitspraken hoort die in onderwijsland rondgaan.
Want kloppen die wel?

Zo hoorde ik de bijlesdocent wiskunde van mijn dochter laatst zeggen:  kinderen leren het best door iets aan een ander uit te leggen. Even bladeren en inderdaad: onzin. Vaak wordt verwezen naar de “Glasserpyramide (of Dale, of NTL) waarbij de laagste score (10%) op wat er van de onderwezen stof onthouden wordt komt van uitleg door een leraar, en de hoogste score (90%) van het zelf uitleggen van de lesstof. Het probleem bij deze pyramide is, dat de herkomst volkomen onduidelijk is en de ingevulde percentages blijken al helemaal niet te kloppen. De verschillende manieren van leren zouden net zo goed in een vierkant kunnen staan. Inderdaad kunnen kinderen iets pas goed uitleggen als ze het goed beheersen, dus als ze al in de top van die pyramide zitten, maar het is niet zo dat ze het zelf beter begrijpen dóór het uit te leggen. Nu had ik de tegenwoordigheid van geest om niet meteen met de fonkelnieuwe wiskundebijlesleraar in discussie te gaan, maar ik houd het wel in mijn achterhoofd: uitleggen aan anderen is voor mijn dochter misschien niét de beste manier om wiskundebijles te krijgen.
Er heersen overal, dus ook in onderwijsland, vele mythes die ons denken en handelen zin en/of richting geven. Zo wordt algemeen gedacht dat jongens het slechter doen omdat het onderwijs feminiseert. Inderdaad, jongens zijn het slechter gaan doen (ten opzichte van meisjes dan) en inderdaad, het onderwijs feminiseert. Maar het een is nog geen verklaring voor het ander. We zeggen immers ook niet dat het onderwijs feminiseert omdát jongens het slechter zijn gaan doen. Uit onderzoek blijkt op geen enkele manier dat jongens (of meisjes) het slechter of beter doen bij een man of een vrouw voor de klas. Maar in onderwijsland praten velen elkaar na, gevoed door een handvol pedagogen die hun brood verdienen aan dergelijke onzin.

Zo verspreidt “onderwijs maak je samen” posters om in de klas op te hangen. Op de roze poster staat hoe meisjes zijn en hoe meisjes leren, zoals:  “Ik heb een sterker emotioneel geheugen” en “Omdat mijn hersenhelften beter kunnen samenwerken ben ik beter in multitasken”. Op de blauwe poster staat ondermeer “Ik leer beter wanneer mijn lichaam in beweging is” en “Ik ben eerder geneigd fysiek te reageren wanneer ik me bedreigd of emotioneel geladen voel” en “Ik ben sterker in ruimtelijk denken, mentale manipulatie en ruimtelijk denken.”
De Bruyckere en Hulshof zijn hier heel duidelijk over. Ten eerste klopt het idee dat meisjes taliger zijn en jongens beter in wiskunde, niet. Althans, niet vanuit hun biologische aanleg. In het verleden zijn wel verschillen aangetoond, maar die hangen samen met sociale en culturele factoren. Dat jongens het beter doen in wiskunde is een westers fenomeen en hangt samen met opvoeding en het onderwijs zelf. Bovendien: meisjes die verbaal sterker zijn, zijn vaak ook beter in wiskunde. Omdat je voor wiskunde veel taal nodig hebt.

Er is ook niet zoiets als een mannelijk brein of een vrouwelijk brein. Er zijn gemiddeld genomen wel verschillen, maar de verschillen tussen meisjes onderling, of tussen jongens onderling zijn veel groter. En dat meisjes beter zouden scoren op een test waarin empathie wordt gemeten is waar… totdat jongens tevoren wordt verteld dat zij beter zijn. Dan scoren ze ook beter.
Het grote gevaar van dergelijke denkbeelden is namelijk de selffulfilling prophecy: juist doordat mensen erin geloven, gaan ze ernaar handelen.  Ze zoeken naar hun eigen gelijk en zien dat keer op keer bevestigd. Dat is het gevaar van docenten die geloven dat jongens het beter doen met een man voor de klas: jongens gaan zich daarnaar gedragen, en meisjes gaan geloven dat een vrouw voor de klas minder waard is. Voorwaar een lonkend toekomstbeeld. En wat te denken van kinderen die opgroeien met zo'n poster voor de klas?

Dergelijke denkbeelden kunnen ons houvast geven, maar als ons handelen daardoor in de verkeerde richting wordt gestuurd, zijn we beter af met nuances. Daarom zou iedereen die met onderwijs te maken heeft, het boekje grondig moeten bestuderen.


Pedro de Bruyckere en Casper Hulshof: jongens zijn slimmer dan meisjes en andere mythes over leren en onderwijs. Lannoo Campus/ Van Duuren psychologie 2013.
http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/actueel/boysandgirls/

 Leestips:
Asha ten Broeke: Het idee M/V.  Ontmaskering van een hardnekkig denkbeeld. Uitgeverij Maven Publishing 2010.
Cordelia Fine: Waarom wij allemaal van mars komen.  Hoe neuroseksisme aan de basis ligt van de verschillen tussen man en vrouw. Uitgeverij Lannoo 2011.

woensdag 24 april 2013

Een krijsend kind in de supermarkt


(Dit blog verscheen eerder op Opositief.blogspot.nl)
Het is een nachtmerrie voor (bijna) alle ouders en alom spreekt men er schande van: een kind dat languit in de winkel gaat liggen krijsen, of gilt dat het NU deze koekjes wil. De ouders, bang voor de prikkende blikken in hun rug, sussen het kind en geven het dan maar zijn of haar zin. Waarna men er nog meer schande van spreekt of denkt. Zie je wel: die ouder kan geen grenzen stellen, dat kind wordt gewoon verwend. Zijn dwingende gedrag wordt beloond, wat moet dat worden in de toekomst? Het kind een pak voor de billen geven is al helemaal uit den boze. Slaan is immers taboe? Hoe overleeft een ouder het spitsuur in de supermarkt? Hoe deden ze dat vroeger?
Nou, om te beginnen waren er vroeger helemaal geen supermarkten. De winkels hadden een toonbank, en als je aan de beurt was vertelde je wat je graag kopen zou en dat werd je dan aangereikt. Niks geen verleidelijke pakken Dora-koekjes op kinderhoogte. Die bestonden trouwens ook nog niet. De meeste boodschappen werden trouwens thuisbezorgd, van brood en melk tot en met groenten en vlees. Bij de kruidenier hoefde je eigenlijk niet dagelijks te zijn. En natuurlijk stond er een pot met snoepjes op de toonbank. En als je geluk had mocht je als kind er daarvan één uitzoeken.
Ergens in de jaren vijftig of zestig werd de supermarkt uitgevonden, of eigenlijk werd deze vanuit Amerika ingevoerd waar dit fenomeen al langer bestond. Mèt de supermarkt werd de marketing uitgevonden: hoe kun je de klanten zo veel mogelijk verleiden je producten te kopen. Deze marketing werd een complete wetenschap, dat zich richtte op het onbewuste: gevoelens, emoties, identiteit. Zo bleek uit onderzoek dat mensen in een supermarkt minder vaak met de ogen knipperden, alsof ze in een soort trance waren. Bij de kassa nam de frequentie van knipperen dan enorm toe, hetgeen wijst op stress (1). Marketeers weten dit allemaal – en nog veel meer. De supermarkt (en vele andere winkels) zijn dan ook maximaal ingericht om tot aankoop te verleiden. Niet voor niets beginnen supermarkten met een groenteafdeling: als je net binnenkomt ben je nog helemaal alert(2). De groenteafdeling vraagt weinig alertheid en geeft ook weinig verleiding. De echte verleidingen staan verderop, en vooral bij de kassa. Is het je nooit opgevallen dat nu vrijwel elke kassa omgeven is door chocola en zoetigheid? Niet alleen bij de supermarkt, maar ook bij de blokker, de drogisterijketen, de bouwmarkt, de benzinepomp, etcetera?  Dat is niet voor niks.
Kinderen zijn nog veel kwetsbaarder voor dit soort verleiding, en dat weten ze bij de supermarkt en andere winkels ook. In het spitsuur van de supermarkt – lange dag achter de rug, jijzelf en je kind(eren) moe- heb je al genoeg energie nodig om je eigen gedachten bij elkaar te houden. Is het dan vreemd dat je kind op hol slaat? Als moderne ouder heb je er een flinke klus aan, zonder dat we er ooit een gebruiksaanwijzing voor in handen hebben gekregen. Toegeven mag niet, laten krijsen ook niet, en slaan al helemaal niet. Ondertussen doen de marketeers hun uiterste best om kinderen tot zeuren aan te wakkeren.(3)

Wat is wijsheid? Wéét dat de supermarkt zo ingericht is om jou en je kinderen maximaal te prikkelen en verleiden. Het liefst laat je je kids helemaal thuis, maar die optie is er nou eenmaal niet altijd. Je kunt wel je kind laten ‘helpen’: in plaats van verbieden, kun je het laten meezoeken naar de macaroni. En als het aankomt met een pak Spongebob macaroni (ja dat bestaat) zeggen: “ja, dat is Spongebob, leuk hè?” En dan terugleggen. Of laten kiezen tussen twee mogelijkheden die jij bepaalt.
En als je met zo’n hummel door een speelgoedpaleis loopt, verwacht er dan niet teveel van. De prikkels daar, met al dat geel, blauw en roze, zijn gewoon méér dan welk kind dan ook kan verdragen. Ik zag ooit een jongetje steeds met ander speelgoed naar zijn vader rennen, die vervolgens boos werd. Hij had ook kunnen zeggen: “ja dat is óók erg mooi, ik snap best dat jij dat wil hebben.” Het joch was hooguit drie…

Maar weet ook, dat de meeste volwassenen je sores zullen herkennen. We hebben allemaal wel eens met een krijsend kind in de supermarkt gelopen. Zo stond ik ooit bij de kassa met een luidruchtig tegenstribbelend kind, dat haar zin niet kreeg. Een oudere dame legde haar hand op mijn arm en zei: “je doet het goed hoor!”

p.s. Op 1 september 2014 heb ik deze column als radiocolumn voorgelezen in het programma Nachtwerk van RTV Rijnmond. Klik hier om terug te luisteren!


Noten:

(1) Vance Pacquard: de verborgen verleiders. (The hidden Persuaders, 1957)
(2) Asha ten Broeke en Ronald Broekhuizen: Eet mij. Amsterdam 2012.
(3)zie ook het rapport van Foodwatch over kindermarketing:  http://foodwatch.nl/pers/persberichten/e45738/index_nl.html

vrijdag 12 april 2013

Strenger opvoeden! - Gastblog van Gabriëlle Jurriaans

Zelden zoveel amateurpedagogen op Twitter langs zien schuiven als tijdens de VPRO themavond 'Alles voor je kind' (donderdag 11 april 2013, Nederland 3). We verwennen onze kinderen te veel, is de gedachte. We zijn niet streng genoeg, kinderen krijgen te veel materiële dingen, hoeven weinig zelf te doen en ouders zijn niet consequent genoeg.

 Voor de helft ben ik het daar mee eens: ja, een kind van tien met twee laptops, een aaifoon, en drie dure sporten, dat is verwennerij. Van het soort waar kinderen, maar vooral ook onze planeet heel goed buiten kan.

En kinderen hoeven weinig zelf te doen. Ook dat is waar. Kinderen willen en kunnen nuttig zijn en hebben het nodig om als gelijkwaardig teamlid in een groep te functioneren. Daar kun je al heel vroeg mee beginnen, bijvoorbeeld met zes maanden als je kind een vaste hap mag en je hem een struik afgekoelde broccoli of een stuk banaan geeft.

'Zelluf doen' is een basisbehoefte van kinderen die er niet is om jou dwars te zitten, maar om te leren hoe het leven in elkaar steekt. Wil je kind van twee dus zelf wat water inschenken, bedenk dan – als je de vloer staat te dweilen – dat het kind een enorm nuttige vaardigheid aan het oefenen is.

Maar hoe zit dat met dat consequent en streng zijn? In 'Alles voor je kind' zien we presentator Bram van Splunteren zijn tweejarige trainen. Als je de driftbuien van een peuter ziet als een programmeerfout van het kind, dan moet dat er natuurlijk flink uit geoefend worden. Op het stoutstoeltje, inzicht geven, maar gelukkig ook afleiden (halleluja!). De Triple P-folders kwamen nog even in beeld. Waren die driftbuien nu minder? Het leek er niet erg op.

Van Splunteren had eerst de Gordontraining gedaan, maar dat was toch niet gelukt. Nogal wiedes: het kind is pas twee en de Gordonmethode is een communicatiesysteem. Probeer dat over een jaar nog eens, van Splunteren!

Verder zagen we worstelende ouders, mensen die het vooral moeilijk vonden zichzelf te reguleren. 'Ja, ik ga 40 dagen om half zeven thuis zijn van mijn werk' zei een moeder. En, was het gelukt? Nou nee, voor zevenen lukte dan meestal nog net wél, lachte moeder haar verbroken belofte weg.

Kijk, ouders die zichzelf verwennen, met tripjes naar exotische oorden, met dure apparatuur,  hoe moeten die dan soberheid aan hun kinderen voorleven? Ouders die het zelf amper op kunnen brengen om zonder televisie of laptop aan tafel te eten. Dan kun je nog zo consequent regels aan je kind opleggen, maar kinderen doen nu eenmaal wat jij doet en niet wat je zegt.

En dat streng zijn dan. Kinderen hebben grenzen nodig, dat weten we wel, maar grenzen die keihard en zonder enige flexibiliteit of menselijkheid gehanteerd worden, zijn belachelijk. Een beetje onderhandelruimte, respect voor je kind, goed luisteren naar wat je kind zegt en nadenken over de regels die je wél wilt hanteren, dat heeft niets met streng zijn te maken, maar met samenleven.

Je kunt een kind van een jaar best dwingen om stil te zitten aan tafel, maar dan ga je voorbij aan het feit dat dit erg veel gevraagd is van een dreumes. Het kind leert er vooral iets over machteloosheid, fysieke overmacht en rare rigide regels van,  waar het later in het leven helemaal niks aan heeft.

Als we allemaal gaan roeptoeteren dat kinderen streng moeten worden opgevoed, gewoon moeten luisteren, dat nee ook echt nee is en dat je altijd keihard consequent moet zijn, zonder enige nuance en duiding, dan leggen we al onze maatschappelijke en sociale problemen in de schoot van onze kinderen. Laat ouders eerst zichzelf streng opvoeden en minder verwennen. Dan praten we verder.
 
Door Gabriëlle Jurriaans, redacteur van Kiind Magazine www.kiind.nl